Thuis, het verhaal van C

Eind 2001 interviewden Frank van Empel en Caro Sicking dak- en thuisloze mensen die waren opgevangen door Stichting de Rotonde in Amersfoort. De interviews zijn gepubliceerd in het boekje Thuis. Enkele verhalen halen we hier terug. Ze laten zien hoe kwetsbaar én hoe krachtig mensen kunnen zijn.

Alsof het een ander betreft

Voordat ik begin te vertellen, moet ik zeggen dat ik erg veel moeite heb met jaartallen en chronologische volgordes. Ik kan het verhaal vertellen als ik achter mezelf ga staan. Ik vertel dan een verhaal, zonder me de beelden voor de geest te halen. Ik vertel emotieloos alsof het iemand anders betreft. Ik praat niet van de pijn en moet me erg concentreren om die uit mijn lijf te houden. Ik hoop dat je me dat kunt vergeven, want ik wil dat mensen dit weten. Ik wil dat mensen weten wat er is gebeurd, zodat het misschien anderen niet overkomt. Of, als het ze overkomt, dat er mensen zijn die begrijpen en kunnen helpen, zoals de Rotonde mij heeft geholpen. Daar heb ik thuis gevoeld, warmte gekregen. Maar dat komt later.

Ik was een lovechild, nogal eufemistisch, want mijn geboorte bracht schande over de familie. Mijn moeder was ongetrouwd en kwam uit een zogezegd ‘goed’ milieu. Mijn vader heb ik pas toen ik 18 was een keer opgezocht. Het klikte niet. hij zit vol leugens. Daar kan ik niets mee. Ik heb gehoord dat hij en mijn moeder wel van plan waren te trouwen, maar zij kwam er op terug. Hij sloeg haar. Hij was erg gewelddadig. Onderweg naar het stadhuis om in ondertrouw te gaan, sloeg hij haar en schopte in haar buik. Zij was toen zwanger van mij. Toen is ze omgedraaid. Ze heeft hem gezegd ‘ik trouw niet met jou’.

Mezelf opgesplitst en in allerlei verschillende doosjes gestopt

De eerste tweeënhalf jaar ben ik opgegroeid bij mijn Opa en Oma. Daarna ontmoette mijn moeder een Engelsman en wij vertrokken gedrieën naar Wales. In Wales leefden we op een erg afgelegen plek. We hadden geen televisie en geen telefoon, wel muziek. Ik herinner me vooral Bob Dylan. Ik ben er naar school gegaan. In Wales zijn mijn twee broers en mijn zusje geboren, halfbroers en halfzus dus eigenlijk. Met mijn oudste broer heb ik geen contact meer. Hij is geestelijk ziek. De andere twee zie ik nog wel. Ik vertel ze weinig over mezelf, maar het is altijd wel gezellig als ze er zijn.

Mijn stiefvader bleek een gek. Hij misbruikte en mishandelde mij en mijn oudste broer. Mijn jongste broer en zusje waren nog heel klein. Hen heeft hij niets gedaan. Wat hij allemaal deed? Daar kan ik weinig over zeggen, maar hij mishandelde me, fysiek en psychisch, en misbruikte me. Als ik details moet vertellen komt het allemaal weer heel dichtbij. Ik leer dat wel in therapie, maar zover ben ik nu nog niet dat ik dat in mijn verhaal kan vertellen. Ik kan je wel zeggen dat ik in de tien jaar dat wij bij hem woonden een meervoudige persoonlijkheid heb ontwikkeld. Dat moest ik wel, anders was ik gek geworden. Zo herinner ik me nog heel goed dat ik als kind vaak bang was, maar niet wist waarvoor ik bang was. Eigenlijk heb ik mezelf opgesplitst en in allerlei verschillende doosjes gestopt. De herinneringen zitten ook verdeeld over die doosjes, horen bij dat stukje ‘ik’ dat aanwezig was tijdens de gebeurtenissen. Vandaar ook dat ik er soms niet bij kan of durf te komen. Toch gebeurt het soms opeens dat een dekseltje van een doosje schiet, door een geur of beeld of zo. Dan flitst een herinnering door mijn hoofd, als een klein filmpje. Dat kan me overvallen.

Later heb ik geleerd dat dissociatie, de officiële naam voor deze stoornis, een afweermechanisme is. Een natuurlijke bescherming van de geest tegen traumatische ervaringen. Dissociatie helpt je te overleven, zorgt ervoor dat je niet gek wordt. Nu wordt het weer tijd om die muur van bescherming af te breken, omdat die in een gezond leven wel in de weg staat. Dat is echter een moeizaam en zwaar proces. Met mijn broer is het anders gelopen. Hij is nu schizofreen, een overigens erfelijke ziekte, waaraan de moeder van mijn stiefvader, zijn oma dus, ook onder leed. Mijn stiefvader was ook een mishandeld kind. Je ziet dat vaak, generaties die ellende overleveren. Ook mijn moeder blijkt te zijn misbruikt toen ze nog een kind was, door een oom of zo. Mijn tante heeft me dat verteld. Bij mij stopt het echter. Ik heb twee kinderen. Ik zal hen nooit iets aandoen.

Al laat je ellende achter, het is wel de ellende die je gewend bent

Na tien jaren in Wales vluchtte mijn moeder weg bij die verschrikkelijke man. Niet voor ons hoor, voor zichzelf. Ze was het zat in Wales. Zij mocht ook niets van die man. Zo mocht ze bijvoorbeeld geen bezoek ontvangen. Ze hadden veel ruzies. Mijn moeder is niet zo’n schreeuwer. Ze sprak dan gewoon dagenlang niet tegen hem. Bij mijn weten heeft mijn stiefvader háár nooit geslagen.

Via diverse vakantiehuisjes, kwamen we in een flat terecht. Ik vond het daar verschrikkelijk. Ik was ruimte gewend en werd opeens opgesloten in een blokkendoos met boven en onder, links en rechts van me mensen. Bovendien, ook al laat je ellende achter, het is wel de ellende die je gewend bent.

In Engeland heerste een streng regime in huis. Ik mocht bijna niets. Terug in Nederland, zo ongeveer dertien jaar oud, sloeg ik helemaal door. Ik blowde en dronk. Ging uit tot laat in de nacht. Regelmatig kwam ik dronken thuis. Ik deed allerlei dingen waar een kind van dertien normaal gesproken niet eens aan denkt. Mijn moeder reageerde hier totaal niet op. Het liet haar koud, zo leek het mij. Na een jaar op deze manier geprobeerd te hebben aandacht en een bewijs van liefde van mijn moeder te krijgen, gaf ik het op. Ik besloot dat ik volledige controle over mezelf wilde en liep weg. Tussen mijn veertiende en vijftiende jaar leefde ik op straat en gebruikte mannen zoals zij mij in het verleden hadden gebruikt. Althans dat dacht ik. Ik sliep met ze voor onderdak en geld en was in de veronderstelling dat ik nu de macht over mezelf terug had. Uit die periode zijn er veel blanke vlekken in mijn geheugen. Er zit nog veel in doosjes waarvan de deksel ongeopend is.

Ik schaam me dat ik er telkens weer in trap

Politie pakte me op. Ik werd naar een jeugdopvang in Utrecht gebracht. Maatschappelijk werk praatte met me, maar ik vertelde hen niets. Zij dachten waarschijnlijk dat ik gewoon een lastige puber was. Ik kon kiezen, naar een internaat of terug naar huis. Ik koos voor het laatste. Eenmaal weer bij mijn moeder, zette ik mijn oude leventje voort. Ik kreeg een vriendje, nu zou ik zeggen een heel naar vriendje. Ik trok vaak de verkeerde mensen aan. Ik zocht ze op, het was wat ik kende. Er zijn ook mannen die feilloos aanvoelen over welke vrouwen ze volledige controle kunnen uitoefenen, van wie ze misbruik kunnen maken. Het is mij al een paar keer overkomen. Ik schaam me dat ik er telkens weer in trap. Toch denk ik dat het me nu minder snel zal overkomen. Ik laat mensen niet meer zo snel dichtbij komen, kijk eerst de kat uit de boom.

Maar goed, dat nare vriendje dus, daar ben ik drie jaar bij geweest. Eerst woonden we in een gekraakt hotel in Bilthoven, later op kamers in Zeist. Hij bepaalde alles voor mij, welke kleren ik aantrok, hoeveel make-up ik op deed. Ik mocht niet met andere mannen praten. Ik mocht een heleboel niet. Op een gegeven moment begon hij me te slaan. Toch bleef ik bij hem. Hij was een hele krachtige persoonlijkheid en hoewel hij maar een half jaar ouder was dan ik, had hij een ongelooflijke macht over mij. Tot hij mij op een avond probeerde te kelen. Ik was al bijna bewusteloos. Toen ging het me eindelijk echt te ver, toen ben ik opgestapt. In de nacht, weer naar mijn moeder. Tot mijn grote verbazing en opluchting had ik daarna niet veel last meer van hem.

Nu begon de mooiste periode van mijn leven. Ik ontmoette Rob, eindelijk een lieve man die van me hield. We zijn getrouwd. Ik werd zwanger en beviel van een gezonde zoon. Alles was zoals het hoorde, gezond en met toekomst. Voor het eerst had ik een thuis. Tot die ene dag, onze zoon was net een jaar oud en Rob vertelde mij van zijn bedrog. Hij was homo, dat wist hij al toen hij met mij trouwde. Hij had het willen ontkennen, verbergen, voor zijn ouders, die dat niet begrepen, voor de buitenwereld. We probeerden het nog, we probeerden samen te leven als broer en zus, in harmonie. Maar ik kon het niet. Weer was ik gekwetst, weer gebruikt, weer was mijn vrouw-zijn aangetast. Wel op een andere manier, ditmaal was ik afgewezen. We besloten te scheiden. Mijn wereld stortte in. Ik werd suïcidaal. Ik belandde in een psychiatrische kliniek. Ons kind bleef bij Rob.

Weer was het de verkeerde

Vanuit de kliniek ben ik in de Rotonde terecht gekomen. Er zat een nogal hectische groep op dat moment, met veel jongens van rond de 18. Mijn zoon bleef bij zijn vader. Zeven maanden heb ik daar gewoond. Ondertussen volgde ik nog wel intensieve therapie. Daarna verhuisde ik naar een eigen kamer. Ik ontmoette een man, werd verliefd en weer was het de verkeerde. Hij was erg overheersend. Hij hoefde niet te slaan. Hij was zó krachtig. Het werd verschrikkelijk eng. Hij bedreigde me heel erg. Er kwam politie bij. Maar hij bleef gevaarlijk.

Ik ging naar een geheim adres in Nunspeet, na zes weken moest ik er weer weg. Ondertussen stond ik weer ingeschreven bij de Rotonde. Ik belde iedere week een keer vóór 10.00h. om te horen op welke plaats op de lijst ik stond. Dat doen ze om je motivatie te meten.  En godzijdank, ik mocht terug komen. Daar ben ik ze op de Rotonde nog steeds immens dankbaar voor. Dat gebaar gaf mij het gevoel niet alleen in de wereld te staan. Er was een plek, een warme plek voor mij.

Na vier maanden in de crisisopvang ging ik naar een Tussenhuis, een vrouwenhuis in de Spoorstraat. Daar werd ik zwanger van mijn tweede kind, een meisje. Toen ik drie maanden zwanger was, bleek de vader er niets mee te maken te willen hebben. Van verschillende kanten was mij al geadviseerd om abortus te plegen. In mijn situatie en toestand kon ik er niet ook nog een kind bij hebben, dacht men. Ik heb echter voet bij stuk gehouden. Ik wilde dit kind persé houden. Ik werd uiteindelijk gesteund in mijn beslissing. De Rotonde heeft me echt de tijd gegeven. Mijn dochtertje was zeven maanden oud, toen ik weg ging uit het vrouwenhuis. Ik had langer mogen blijven, maar was er zelf aan toe om te gaan. Alleen al het simpele feit dat ik mocht blijven, deed me erg veel goed. Ik heb zelf voor een woning gezorgd en ben meteen al mijn zaken zelf gaan regelen. Eén van de weinige minpunten van de Rotonde vind ik, dat ze zonder meer je geldzaken regelen. Ook als je daar niet bent vanwege schuldproblemen. Het geeft veel extra stress als je iedere week je geld moet vragen en voor de extra’s uit moet leggen wat je er mee doet. Ik ben zelf altijd goed in staat geweest om mijn geld te beheren. Misschien is dat wel vanwege de dissociatieve stoornis. Ik ben in staat een andere doos te openen, een andere pet op te zetten en me af te sluiten van alle andere problemen.

Ik beschadig mezelf uit een vreemd soort overlevingsdrang

In ieder geval in die periode ging het erg goed met me. Ik stond er alleen voor gedurende de zwangerschap en putte hier veel kracht uit, had voldoende afleiding. Tot mijn kind anderhalf jaar oud was, was ik sterk. Toen begon het weer, sluipend en heel langzaam, ik had het zelf in eerste instantie niet eens door. Ik werd weer depressief. Het was heel druk in mijn hoofd. De aversie tegen mijn eigen lichaam die nooit helemaal weg was geweest, kwam nu weer in volle hevigheid naar boven. Mijn lichaam is het bewijs van mijn herinneringen. Ik haat mijn lichaam. Het is bevuild, een bevuiling van vroeger waar je doorheen getrokken wordt. Ik begon mezelf langzaam te pijnigen, steeds een beetje meer. Krassen en hele hete douches. Ik straf mezelf, beschadig mezelf uit een vreemd soort overlevingsdrang. Ik verberg de wonden voor anderen.

Je kunt je niet voorstellen hoe vermoeiend het is om jezelf constant bijeen te moeten houden. Ik moet altijd alert zijn om de controle niet te verliezen. ’s Nachts heb ik nachtmerries. Verschrikkelijke dromen die ik niet vergeten ben als ik wakker word. Ze gaan meestal over mijn stiefvader. Dan word ik wakker en durf niet meer te gaan slapen. Het gebeurt ook regelmatig dat ik ’s ochtends wakker word onder mijn bed. Ik weet dan niet hoe ik daar gekomen ben. Het is nota bene maar een laag bed, met echt niet veel ruimte eronder.

Mijn leven heeft al toen ik heel jong was een verkeerde wending genomen. Het is verschrikkelijk moeilijk om dat terug te draaien. Het verleden blijft me achtervolgen. Ik heb geen stabiele basis vanuit mijn jeugd. Ik denk als je die wel hebt dat je dan beter in staat bent om goede keuzes te maken en jezelf uit een dal omhoog te trekken. Ik doe er alles aan om mijn eigen kinderen die basis, liefde en onvoorwaardelijkheid wel te geven. Dat is belangrijk voor alle kinderen. Ooit heb ik een heel stuk geschreven  waarmee ik naar leerkrachten van basisscholen wilde gaan, om ze te leren waar ze op moeten letten bij de kinderen in hun klassen. Ik weet nog goed dat ik zelf vroeger op school tijdens de pauzes wegkroop tussen de jassen. De leerkrachten stuurden me simpelweg naar buiten. Niemand vroeg zich af waar dat gedrag vandaan kwam. Als er op een goede manier ingegrepen was tijdens mijn jeugd, denk ik dat ik een heel ander leven zou hebben geleid, een heel andere persoon was geworden.

Tekenen en dichten

Nog steeds ben ik in therapie. Ik teken veel, op het kantoor in de Rotonde hangt een tekening van mij, getiteld ‘Ontworteling van..’. En ik schrijf, ook gedichten, dat helpt om te overleven. Mijn kinderen zijn ook een belangrijke drijfveer. Zij dwingen me om er een beetje bij te blijven. Er zijn dagen dat het heel goed met me gaat, maar er zijn ook dagen waarop ik niet tegen het daglicht kan en het liefst de gordijnen dicht houd. Soms vergeet ik wel eens stiekem om ze open te doen. Maar dat kan ik niet maken voor mijn kinderen, die moeten licht hebben. Dus verman ik me meestal.

Het is goed voor me om hier te wonen, in deze buurt, op mezelf. Ik heb contacten in de buurt, mensen die me wat afleiding bezorgen en wat vriendinnen in Amersfoort. De meeste mensen die mij kennen, kennen mijn verhaal niet. Mijn vriend wel. Hij is gelukkig heel lief voor me en begrijpt veel. Zoals laatst, toen hij hier was met zijn twee kinderen. Die ochtend douchte hij samen met zijn dochter. Ik werd helemaal gek. Ik moest er bijna van overgeven. Ik ben naar buiten gelopen, durfde er niets van te zeggen omdat ik bang was dat hij dat als een beschuldiging zou opvatten. Dat was het niet. ik geloof nooit dat hij zijn dochter pijn zou doen, maar het riep zoveel bij me op. Later hebben we erover gepraat. Hij zei me dat hij er wel aan gedacht had, maar er eigenlijk van uit was gegaan dat het geen probleem voor me zou zijn. Immers zijn gedachten en intenties waren puur.

Ik ben er nog niet, het is geen gemakkelijke weg, maar ik ga wel vooruit. Ik heb al veel meer controle over mijn leven dan eerst. Daar heb ik hard voor gevochten. Daar ben ik trots op. En ik blijf vechten, voor mijn kinderen en voor mezelf…

Frank van Empel & Caro Sicking, nonfiXe 19.11.2001 en 27.11.01

Meer Thuis: Het verhaal van A