11.11.11 om 20.11h Feest

Mediator, musicus, schrijver, leraar, idealist en vader Antos Szkudlarek is jarig en geeft een feest.
Omdat:
‘We deden veel – we deden samen – we deden goed, fout en goed fout. Dat heeft ons gemaakt tot wie we zijn: mensen die doen, die durven, die dingen oplossen en uitvinden. En die nog steeds fouten maken als basis voor wat ze verder bedenken, schrijven en ontwikkelen.’

Ik feliciteer al mijn vrienden en uitstekende bekenden die geboren zijn in de jaren ’50, ’60, ’70 en ’80 van de vorige eeuw. (‘90+ zal ik nog eens mee moeten borrelen)

Gek genoeg komen wij allen voort uit moeders die midden in het leven stonden. Ze dronken en rookten gewoon tijdens een of meerdere, geplande of onverwachte zwangerschappen. Ze gebruikten aspirine tegen de hoofdpijn, aten blauwschimmelige, rauwmelkse kazen en verschoonden ook gewoon de kattenbak. Nog los van alle fysieke arbeid die ze over het algemeen als thuisvrouw dienden te verrichten.

En dan, na het enórme trauma van onze (thuis-)geboorte, werden wij te slapen gelegd in versgeschilderde wiegjes die hun felle, lood-zware dampen nog uit stonden te puffen. Ingebakerd en wel, geen kans om op je zij te gaan liggen. Bewegen mocht niet; huilen wel. Maar dan was er ook snel dat begeerde object (nu vooral op tv/billboard/internet): 
de moederborst! Wat was er toch tegen siliconen in speenvorm?

Toen we groter werden bleek alles te kunnen voldoen als speelgoed: niet-kind-veilige medicijnpotjes, onbeveiligde gootsteen­kastjes met een keur aan easy-to-open chemicaliën, pappa’s gereedschap, vooral de houtsnijbeitels, de naaimand en niet te vergeten de rieten manden met flessen alcohol naast de boekenkast. Spelen was één groot feest.

We dronken trouwens water uit de kraan, niet uit een fles, zonder verdunning met bubbels of limonadesiroop. We dronken ook wel met z’n allen uit één fles. Gek genoeg is er, ondanks al deze evidente besmettingshaarden, nooit iemand omgekomen.

We aten ook gewoon álles: wit brood met roomboter (échte boter moesten we later uitleggen), aardappelen met vette jus, seizoensgroenten, erwtensoep en bergen snoep want dat leek in guldens allemaal niets te kosten. We dronken koolzuurhoudende dranken die stijf stonden van de suiker. Maar … we werden niet dik, niet eens díkker, gewoon omdat …

We altijd buiten speelden!

Vaak vertrokken we ’s ochtends vroeg als de zon de dauw trachtte te verdampen en keerden we pas huiswaarts tegen de tijd dat de straatlantaarns aan floepten. Dan staken we over zonder ook maar één kant op te kijken.

En niemand wist waar we de hele dag waren, niemand kon ons bereiken … 
(want niemand had niemands nummer)

We maakten karretjes uit oude kinderwagens en probeerden ze uit in de duinen. Na een aantal confrontaties met het alomtegenwoordige prikkeldraad kwamen we er achter dat die krengen geen remmen hadden.

Gevaarlijk? Ach, vader had misschien een ‘potje’ voor op de brommer, maar een helm voor op de fiets? Get-a-life! Zijwieltjes? Dat heette (en wás in de dagelijkse werkelijkheid) gewoon een driewieler! Nee, dan de automobielen waarin onze ouders ons leven in de waagschaal stelden; de enige riem in de auto, zat aan de broek van mijn vader! En de airbag moest nog worden opgevouwen.

We bezaten ook niet zo veel. We hadden geen Playstations (al dan niet portable), geen Nintendo’s, geen Wii’s en geen X-dozen. Naar, raar, maar waar, er waren geen videospelletjes, erger nog: er was geen video, behalve in de Latijnse les op school!

Films keek je voor een paar piek in de ‘bioscoop’: met z’n allen tegelijk naar één (1) film kijken. We hadden wel twee (2) televisie­kanalen uit de ether (?!) en we hadden daartoe één (1) antenne op het dak! Het was behelpen zonder videorecorder, dvd- of blauwestraal-speler. Zonder om-je-heen-geluid, afstandsbediening, draadloze en mobiele telefoons, zonder sms, mms, stem-post, reminders en computers, laptops, desktops, néé laat staan zonder INTERNET!

En dus zonder e-mail, Youtube, Hyves, Face Book, Twitter en MSN chats! Hel néé!

Wij spraken onze ‘vrienden’ face-to-face en lazen een book! Een boek, niet een e – boek. En ook niet een trouwens… want we hadden geen … (zie hierboven).

Dus maar weer naar BUITEN met die VRIENDEN, om te PRATEN over wat je gister had gezien op tv: hadden ze altijd net naar het andere net (ned?) gekeken. Dus speelden we leuk met wormen, trokken een duizendpoot ál zijn pootjes uit en maakten we moddertaartjes  (nooit een van verkocht) als het weer eens had geregend. Dan deden we regenlaarzen aan zodat het weer wat meer regende. En stampten we in de plassen tot we moesten plassen.

Ook als de zon scheen gingen we naar buiten; dan liepen we (of fietsten we -alweer zonder helm-) naar het huis van het vriendje of vriendinnetje en belden aan -nee dat kan niet met een i-phone, daar is nog geen ep voor-, om te vragen of hij of zij ook buiten wilde meegenieten van die fijne zonnestralen.

Bijvoorbeeld om daarin een spel te spelen wat we zelf bleken te kunnen bedenken. Met stokken en oude tennisballen. Dat noemden we: heen-en-weer-stokkie; nu heet het korter: hokkie. Al snel gingen de grote mensen zich ermee bemoeien en kregen we verenigingen. En dan moest je eerst laten zien dat je hét kon?! En sommigen konden het niet. En dat was soms akelig pijnlijk. Maar ook dat hebben we overleefd.

Door al dat op-straat-gedoe werden we ook wel eens baldadig. Ergens (blijven) hangen was niet onze stijl; hangen was voor de was. Dan ‘ondernamen’ we dingen die eigenlijk niet mochten. Van onze ouders niet, van de buurtbewoners niet en van de politie en de wet al helemaal niet. Fikkie stoken. Banden lek prikken. Een (oude) damestasje meegrissen in het voorbijgaan. Nieuwkomers in de buurt laten betalen voor snoep voor de hele groep. Ach, we waren lekker bezig. En als de juut, de flik, je dan te pakken kreeg… waren je ouders boos … en lieten je rustig een nachtje ‘brommen’.

We deden veel – we deden samen – we deden goed, fout en goed fout. Dat heeft ons gemaakt tot wie we zijn: mensen die doen, die durven, die dingen oplossen en uitvinden. En die nog steeds fouten maken als basis voor wat ze verder bedenken, schrijven en ontwikkelen.

En we doen dat nog steeds: de afgelopen 50 jaar innoveerde zich wezenloos, bedacht wat nog niet bestond en probeerde het leven een fraaie vorm te geven.

Wij hadden de vrijheid – het falen – het succes – de verantwoordelijkheid. En we hebben geleerd daarmee om te gaan … en meer! Want we geven het ook weer door …

Daarom geef ik op 11-11-11 een feestje dat jullie aller aanwezigheid vereist.

Na zo’n dramatisch einde volgt meestal een gironummer.

Ik volsta met een groet.

Antos Szkudlarek

nonfiXe 02.11.11