De aangifte van Hope Johnsson

Hope is twintig jaar als ze onder valse voorwendselen naar Nederland gebracht wordt. Ze moet $ 45.000,- terug betalen door gedwongen in de prostitutie te werken. Maar Hope ontsnapt en vraagt asiel aan. Binnen 1 dag is ze uitgeprocedeerd: ongeloofwaardig. Een jaar later doet ze aangifte van vrouwenhandel.

Hope: Nigeriaans meisje van twintig jaar, gedwongen tot prostitutie

‘Mijn vriend werkte voor generaal Abacha. Toen deze stierf, werden alle mensen rondom de generaal gearresteerd, ook mijn vriend en al zijn vrienden. Ik was heel bang. Onze relatie was geen geheim. Iedereen wist ervan.

‘Een van de jongens die voor mijn vriend werkte, Mo, beloofde mij te helpen. Hij stelde mij voor aan een kennis van hem: Friday. Mo vertelde van mijn probleem, dat ik de vriendin was van zijn baas en dat iedereen in diens omgeving werd gearresteerd. (Mo wilde zelf ook vluchten) Dat was de eerste keer dat ik Friday ontmoette.

‘Hij kon mij helpen om het land uit te vluchten. Hij zei dat hij overal ter wereld mensen kende en mij graag wilde helpen, omdat hij besefte hoe moeilijk mijn positie in Nigeria geworden was. Ik had geen geld. Ook dat was geen enkel probleem. Hij zou ervoor zorgen dat ik naar Canada kon, naar een vriend van hem. Daar was werk in overvloed en er werd bovendien heel goed betaald. Zo gauw ik werk had, en, dat verzekerde Friday mij, dat zou snel zijn, dan kon ik hem $40.000,- terug betalen. Zoveel kostte de reis.

‘Ik dacht wel dat $40.000,- veel geld was, maar ik besefte niet hoeveel het echt is. Ik geloofde Friday en vertrouwde erop dat hij het beste met mij voor had. Hij vroeg mij geen  garantie.

‘Ik woonde bij mijn oma. Ik vertelde haar dat iemand mij ging helpen. Zij wist dat ik in de problemen zat, vanwege mijn vriend. Ik vertelde mijn oma niet dat ik het land zou verlaten.

‘Het duurde 2 a 3 weken. Ik kreeg een paspoort, wat niet het mijne was, met een foto van een ander meisje. Samen met Friday reisde ik van Abuja na Lagos. Die reis duurde ongeveer een dag. Toen gingen we de grens over naar Abidjan. Ik zat in de auto met Friday en nog een Nigeriaanse man.

‘In Abidjan brachten zij mij naar het vliegveld. Op het vliegveld ontmoetten wij twee Franstalige vrouwen, bekenden van mijn begeleider. Zij reisden met hetzelfde vliegtuig. Ik had nog nooit een vliegtuig van dichtbij gezien. Ik was bang en nerveus. Ik wist niet waar ik terecht zou komen. Het was nacht. Ik kan me niet meer herinneren welke kleuren of letters er op het vliegtuig stonden. Ik kan me niet eens herinneren of er kleuren of letters op stonden.

‘Ik zat alleen maar stram en stijf van angst op mijn stoel. Ik moest bijna overgeven. Ik reisde alleen. De Franstalige vrouwen zaten ergens anders in het vliegtuig. Ik spreek geen Frans en heb niet met hen gepraat.  Friday en de andere man bleven achter op het vliegveld.

‘In Brussel wachtte een vriend van Friday me op. Ik kwam gemakkelijk door de douane heen. De twee Franssprekende vrouwen ben ik uit het oog verloren. De man die mij opwachtte heette Ibrahim. In de auto vroeg hij mij het vliegticket en paspoort terug. Ik gaf het hem. We praatten niet veel. Hij vroeg alleen hoe het met mij was en hoe het in Nigeria ging. Hij zei: ‘How is home?’ Daarom denk ik dat hij, net als ik, uit Nigeria kwam.

‘We reden naar een huis. De rit duurde ongeveer 20 minuten. Het huis had een woonkamer op de begane grond en drie kamers op de eerste verdieping. Ik ben daar ongeveer een week gebleven. Ik ben niet naar buiten geweest. Dat mocht niet. Er waren andere zwarte vrouwen. Ik heb niet met ze gesproken. Ik bleef de meeste tijd in mijn slaapkamer. Zij zaten de hele dag in de woonkamer televisie te kijken. Er was eten. Ibrahim kwam af en toe langs.

‘Op een dag,  vroeg Ibrahim of ik wist wat er van mij verwacht werd. Ik vertelde dat ik naar Canada zou gaan om te werken. ‘Ik breng je niet naar Canada,’ zei Ibrahim. ‘Friday heeft je aan mij verkocht. Je bent van mij nu. Je gaat voor mij werken in de seksindustrie.’ Ik moest hem $45.000,- betalen om weer vrij te kunnen zijn. Ik begon te huilen. Hij zei mij dat er niets was wat ik kon doen en bovendien, ik wist wat er met me zou gebeuren in Nigeria….

‘Ik huilde vier dagen en at niet. Er werd mij gezegd op te houden met huilen. Een Afrikaanse vrouw knipte mijn okselhaar en schaamhaar en stukjes van mijn nagels, op bevel van Ibrahim. Ook maakten ze een naaktfoto van mij. Nu zouden ze mij overal kunnen vinden en mijn leven vernietigen, als ik niet zou gehoorzamen en het geld niet zou betalen.

‘Enkele dagen later werd ik, samen met een ander Afrikaans meisje, naar Nederland, naar Arnhem gebracht. We gingen met de bus en later met de trein. Ik had geen idee welke route die bus reed. Ik denk dat we eerst naar Amsterdam gingen en daarna met de trein naar Arnhem. De twee Franstalige vrouwen stapten ook in deze bus en daarna in de trein. Zij waren niet in hetzelfde huis geweest in Brussel.

‘We gingen naar een huis waar meer meisjes waren, blank en zwart. Het huis had dezelfde indeling als het huis in Brussel, nl. een woonkamer op de begane grond en drie slaapkamers op de eerste verdieping. Wij spraken nooit met elkaar. Er woonden ook twee mannen uit Abidjan. Zij hadden de Franse nationaliteit. Zij spraken gebroken Engels met mij. ’s Avonds brachten deze mannen mij naar een club, die eruit zag als een normaal huis. Zij bleven in de club en letten op mij. Er kwamen daar mannen. Ik liet ze begaan en na afloop gaven ze mij geld. Ik kende de waarde er niet van, dus ik weet niet hoeveel. Dat geld moest ik afgeven aan de twee mannen. Ik was doodongelukkig.

‘Op een avond toen ik ongeveer 8 dagen daar was, was een van de twee bewakers ziek. De andere dronk teveel en viel in zijn stoel in slaap. Ik zag mijn kans en ben weggevlucht. Erger kon het toch niet worden. Ik had geen idee waar ik was en waar ik heen kon gaan. Ik heb een tijdje gelopen. Toen heb ik me verborgen tussen struiken en gewacht tot het licht werd.

‘Uiteindelijk, nadat ik het wat mensen gevraagd had, vond ik het station van Arnhem. Ik zag een Afrikaanse man en sprak hem aan. Hij zei dat ik in Arnhem was. Hij wist ook wat ik moest doen. Hij kocht een treinkaartje voor me en wees mij de weg naar een vluchtelingencentrum. Hij zei dat ik aangifte moest doen. Hij waarschuwde mij ook. Ik mocht absoluut niet zeggen dat ik uit Nigeria kwam. Dan zou ik voor minstens een jaar in de gevangenis belanden of ik zou op het eerste vliegtuig terug gezet worden ongeacht wat me daar te wachten stond. Ik heb zijn advies ter harte genomen.

‘In het vluchtelingencentrum vroegen ze alleen mijn naam en waar ik vandaan kwam. Toen werden we in bussen naar een plaats gebracht waar tenten stonden. Daar bracht ik tezamen met andere vluchtelingen de nacht door. Later ben ik naar Rijsbergen gebracht. Daar heb ik gezegd dat ik uit Sierra Leone kwam. Ik schaamde me over het werk dat ik gedwongen gedaan had. Ik kon daar bijna niet over praten. Ik heb het wel geprobeerd, maar de interviewers pakten het niet op. Zij geloofden mij niet en wekten ook niet de indruk mij te willen geloven.

‘In Rijsbergen heb ik een verhaal verzonnen, uit angst in de gevangenis gezet te worden. Omdat ze maar door bleven vragen en geen genoegen namen met een antwoord als ‘I don’t know’, staan er veel gedetailleerde leugens in het interview. Ik wist een paar dingen over Sierra Leone omdat mijn vriend mij over dat land verteld had. Ik wist van de oorlog en hoe het er aan toe ging. Uiteindelijk heb ik gezegd dat ik hier gebracht was en gedwongen werd als prostituee te werken. De term vrouwenhandel, kende ik niet. Maar de interviewers geloofden me niet en vroegen er niet op door. Toen heb ik verder maar gezwegen.’

Aankomst in Nederland: Begin april 1999 / Aanvraag asiel: 22 april 1999 / Afgewezen: 23 april 1999

Het verhaal van Hope is waar gebeurd. De namen zijn veranderd. Het heeft jaren geduurd eer Hope iemand durfde te vertrouwen. De krater is diep geslagen en spoken uit het verleden bespringen haar nog regelmatig, maar Hope is sterk. Inmiddels is ze getrouwd, heeft twee kinderen en is bezig haar eigen bedrijf op te zetten.

Door Caro Sicking, nonfiXe, oktober 2010