De Stille Kracht van Europa

EU – sceptici hebben ongelijk. De Europese Unie is het beste wat het continent is overkomen, sinds het einde van WOII. De hele wereld kan leren van het vredesmodel. Terwijl de VS zich manifesteert als politieagent en wereldleider op economisch, technologisch, politiek en militair terrein, beitelt Europa namelijk stug voort aan het ultieme kunstwerk: een Aards Paradijs.

EU – sceptici hebben ongelijk. De Europese Unie is het beste wat het continent is overkomen, sinds het einde van WOII. De hele wereld kan leren van het vredesmodel. Terwijl de VS zich manifesteert als politieagent en wereldleider op economisch, technologisch, politiek en militair terrein, beitelt Europa namelijk stug voort aan het ultieme kunstwerk: een Aards Paradijs.

Frank van Empel voor nonfiXe

Waar de Verenigde Staten van Amerika zichzelf profileren als wereldleider op vrijwel elk terrein, daar werkt Europa met vallen en opstaan aan de concretisering en verwezenlijking van een droom, de Europese Droom dat er nooit meer oorlog en geweld zal zijn in een uitdijende ruimte van inmiddels 27 landen, simpelweg omdat er geen reden meer is voor individuen en natiestaten om zich met geweld toe te eigenen wat men vrijwillig niet bekomt. Verschillen in welvaart, welzijn en ontwikkelingskansen zijn belangrijke bronnen voor onvrede en uitzichtloosheid, voor haat, nijd en gewelddadigheid. Door welvaart, welzijn en ontwikkelingskansen te geven aan de achterblijvende regio’s, wijken en buurten van de Europese Unie, krijgen de have nots daar ineens weer perspectief, zonder dat dit ten koste gaat van de haves in Nederland, Duitsland en bij andere donateurs. Wat zij ogenschijnlijk weggeven komt via diverse kanalen namelijk ook weer terug. Ten eerste hebben ook de relatief welvarende lidstaten probleemregio’s die in aanmerking komen voor Europese steun. Hoe groter de bijdrage van een lidstaat aan de structuurfondsen, hoe omvangrijker de steun die toebedeeld wordt aan de relatief zwakke regio’s in de betreffende lidstaat. Die steun is geen weggegooid geld. De have nots besteden het geld dat ze vanuit Brussel krijgen en het  geld dat ze – mede dank zij de EU-fondsen – zelf verdienen voor tweederde weer in Europa, waarvan de donateurs van de structuurfondsen meeprofiteren. Niet in de laatste plaats omdat de hele Europese economie een bestedingsimpuls krijgt. Per saldo gaat iedereen erop vooruit.  Dat is  ten minste de bedoeling. Met de kanttekening dat dit een macro economische benadering is, die werkt als een knikkerbaan. Als alle ballen in de daarvoor bestemde gaatjes vallen, is het resultaat optimaal. Maar dat is zelden het geval. De werkelijkheid houdt het midden tussen uitersten die naar elkaar toe bewegen. Het beleid dat dit economisch, ecologisch en sociaal naar elkaar toe bewegen van uiteenlopende regio’s in Europa ondersteunt, wordt het cohesiebeleid genoemd. Het heeft de periferie van Europa welvaart en welzijn gebracht. De verdiensten van het cohesiebeleid zullen uitstralen naar de landen buiten de EU, die economisch, ecologisch en maatschappelijk-cultureel met de EU zijn verknoopt en daardoor met Europa zijn meegegroeid.

Achter en onder het Europese beleid, zoals dat officieel naar buiten wordt uitgedragen, ligt de stille kracht van Europa: een uniek bestuurskundig raamwerk, waarbinnen op subtiele, beheerste wijze gigantische veranderingen plaatsvinden. De Europese Unie heeft 20.000 ambtenaren (minder dan een stad als Amsterdam), een groot budget en een evenredig groot grondgebied. De uitvoering van beleid vindt plaats op afstand, op het niveau van de lidstaat of regio. Dat moet ook wel met zo’n relatief klein ambtenaren apparaat. Daarom stuurt de EU op verantwoording. Hieruit komt het imago voort dat de boekhouder regeert, maar in feite is dat de consequentie van de enorme flexibiliteit en vrijheid die sinds 1986 in het systeem zitten. Toen kreeg het cohesiebeleid zijn huidige vorm in de Europese Akte. Het lange termijn cohesiebeleid dat de structuurfondsen omvat en overstijgt, gaat niet mee met de waan van de dag, maar brengt en houdt Europa op consistente, structurele wijze bij elkaar. En zoals de EU, zo berust ook het cohesiebeleid op een paar simpele principes, namelijk:

  1. toespitsen op de armste- en meest achtergestelde regio’s;
  2. programma’s voor meerdere jaren;
  3. strategische oriëntatie van de investeringen;
  4. betrokkenheid van regionale en lokale partners.

De Europese geldstromen lopen van rijk naar arm door de beddingen van drie structuurfondsen: het ESF (1958), Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL, 1962) en Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO, 1975). Van kabbelende beekjes groeiden deze drie geldstromen uit tot snel wassende rivieren. Bedroegen de jaarlijkse betalingen van de drie fondsen in 1988 nog 6,4 miljard ECU[1], ofwel 16% van de totale EU-begroting, in 1993 was dat al opgelopen tot 20,5 miljard ECU: 31% van de EU-begroting. Voor de periode 2000-2006 was voor Structuur- en Cohesiefondsen een budget beschikbaar van in totaal €213 miljard voor de EU-15 en €21,7 miljard voor de tien nieuwe lidstaten. Goed voor een derde van de EU-begrotingen 0,4%van het BBP van de EU.[2]

Om een indruk te geven van de omvang van een structuurfonds: voor de periode 2007-2013 stonden 117 ESF-programma’s op de rol met een totale waarde van ruim 75 miljard EUR.  Die 75 miljard moeten worden omgezet in tastbare resultaten en vooruitgang. Dat is de opdracht die Europa zichzelf stelt.

En het beleid is succesvol. De EU realiseerde sinds 1988 een enorme economische en sociale convergentie. Op nationaal niveau kenden Griekenland, Spanje, Ierland en Portugal – de meest begunstigden van het cohesiebeleid – een aanzienlijke groei. In de periode van 1995 tot 2005 klauterde Spanje bij voorbeeld van 91 % van het gemiddelde bruto binnenlands product per hoofd van de EU-bevolking naar 102 %, en Ierland van 102 % naar 145 %. Gelijkaardige resultaten worden verwacht in de nieuwe lidstaten, waar het cohesiebeleid nog maar pas zijn invloed laat gelden en de hoge groeicijfers ondersteunt.

Op regionaal niveau zorgde de relatief sterke economische groei van de regio’s met een laag BBP per hoofd er, zoals eerder al werd gesuggereerd, voor dat de EU-regio’s naar elkaar toe bewogen (convergentie). In de periode van 1995 tot 2004 daalde het aantal regio’s met een BBP per hoofd van minder dan 75 % van het EU-gemiddelde van 78 naar 70, en zakte het aantal regio’s die beneden 50 % van het EU-gemiddelde scoren van 39 tot 32.

Het cohesiebeleid verbetert de concurrentiepositie van de regionale economieën door ‘Europese’ collectieve goederen te leveren die de markt niet kan leveren, zoals grote transport- en energienetwerken, een krachtig Europees milieubeleid en investeringen in onderwijs, onderzoek en ontwikkeling. Een kwart van de middelen gaat nu naar onderzoek en innovatie en ongeveer 30% naar milieu-infrastructuur en maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering.

Maar de toegevoegde waarde van het cohesiebeleid stijgt ver uit boven de investeringen in groei en banen. Door zijn unieke bestuursmodel op verschillende niveaus zijn lokale en regionale actoren betrokken bij het ontwerp en de uitvoering van het beleid. Met als voordeel: efficiëntie en de inbreng van plaatselijke kennis.

Het cohesiebeleid zorgt ook voor talloze grensoverschrijdende en transnationale programma’s en netwerken, hetgeen mensen uit diverse landen dichter bij elkaar brengt. Het cohesiebeleid steunt op middelen en mensen die ter plekke aanwezig zijn, wat de acceptatie van beleid door burgers aanzienlijk bevordert.

Het cohesiebeleid is dynamisch en onconventioneel. Het bestrijkt lange periodes van vijf of tien jaren en het dijt uit, tot zelfs buiten Europa. Zo ondersteunt de EU  de landen ten Zuiden en Oosten van haar huidige grenzen financieel als ze voldoen aan enkele strikte voorwaarden. In feite wil de EU haar eigen vrijhandelszone verder uitbreiden. De creatie van een uitgestrekte Europese Economische Gemeenschap  (EEG) met geringe welvaartsverschillen, met democratie en mensenrechten, waar een vrij verkeer van goederen, diensten, mensen en kapitaal is, de druk van allerlei milieuvraagstukken wordt verlicht en waar vrede heerst. Dit is niet alleen een politiek en een economisch experiment zonder weerga, maar vooral ook een maatschappelijk culturele revolutie, omdat drie wereldgodsdiensten worden ingekaderd in een tot voor kort ondenkbare Europese ruimte die zich uitstrekt tot ver buiten de geografische grenzen van Europa als Werelddeel. De Europese Droom gaat zelfs zo ver, dat de Europese Allemaal Winnen[3] Gedachte ooit de hele Wereld zal binden in vrijheid, vrede en geluk. Een Paradijs op Aarde. Toppunt van duurzaamheid.

nonfiXe, 20 februari 2012


[1] De waarde van de euro was op 31 december 1998 – de dag voor de invoering van de euro – precies gelijk aan de waarde van de Ecu. Dit is de European Currency Unit. De waarde van de Ecu is gelijk aan een bepaald gewogen gemiddelde van de waarde van een aantal munten uit de EU. Het is een rekeneenheid; je kunt er niet mee betalen, met de euro wel.

[2] Inforegio, Nr 26, juni 2008, blz 21.

[3] ‘Allemaal Winnen’ is de titel van het proefschrift van Martin Bakker en Frank van Empel over duurzame, regionale ontwikkeling, april 2012, Erasmus Universiteit Rotterdam. Basisgedachte hier: het is beter voor iedereen om samen te werken aan nieuwe combinaties die waarde toevoegen aan wat al bestaat, dan elkaar kapot te concurreren.